Waarom is een woord mannelijk of vrouwelijk?

Het geslacht kan overgeërfd zijn uit een vroeger stadium van de taal of ontleend aan een andere taal, zoals die Adresse (Duits) is ontleend aan het Franse une adresse (vr). In het Nederlands daarentegen heeft men dit woord onzijdig gemaakt, waarschijnlijk omdat het naar een zaak verwijst (dus geen sexe heeft).

Lees verder

Trouwens, wat voor geslachten zijn er?

Er bestaan verschillende genderidentiteiten: de meest bekende zijn man en vrouw. Daarnaast bestaan ook trans vrouw, trans man, genderqueer, non-binair, agender,.. Meestal worden genderidentiteiten verzameld in twee grote groepen: transgender en cisgender. Daarvan, waarom dat of die? Bij de-woorden schrijf je die en bij het-woorden schrijf je dat. Het boek dat in de koffer zat. Het vliegtuig dat op tijd landde. De website die over taal ging.

Dus, wat is het verschil tussen dat en die?

Verwijs je naar een de-woord of een meervoud, dan is deze of die juist. Verwijs je naar een het-woord of naar iets onbepaalds, dan is dit of dat juist. Is het wat of dat? Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord

Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.

Is De Dag mannelijk of vrouwelijk?

De dag (periode met daglicht; dageraad; periode van 24 uur) Trouwens, is de belastingdienst mannelijk of vrouwelijk? Is het 'de belastingdienst' of 'het belastingdienst'?

Het is 'de belastingdienst', want belastingdienst is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die belastingdienst'.

Het antwoord is: het product. Hoe verwijzen naar de woorden? Als je naar een woord wil verwijzen dan kijk je met wat voor soort woord je te maken hebt. Bij mannelijke en vrouwelijke woorden verwijs je met deze en die en bij onzijdige woorden verwijs je met dat en dit. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: deze kano of dat huis.

woordenwoorden

Enkele voorbeelden:

1. Het comité (o.) heeft in zijn vergadering besloten dat het akkoord gaat met de wijzigingen.
2. Ons koor (o.) is trots op zijn dirigent.
3. De vereniging (v.)
4. De ondernemingsraad (m.)
5. De gemeenteraad (m.)
6. De dienst (m.)